Nieuwsbrief Nr.46 : Verlaagd tarief vennootschapsbelasting.
Vanaf aanslagjaar 2019 wordt het nieuwe tarief van de vennootschapsbelasting 29% in plaats van 33% voorheen.
Ook wordt de crisisbijdrage 2% in plaats van 3%.
Vanaf aanslagjaar 2021 verlaagt het tarief van de vennootschapsbelasting verder naar 25% en zal geen crisisbijdrage
meer verschuldigd zijn.
Daarnaast verandert het tarief voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting ook. Het verlaagd tarief zal 20%
bedragen op de eerste 100.000 EUR winst in de vennootschap. Tot aanslagjaar 2021 zal hierop nog de crisisbijdrage
van 2% verschuldigd zijn.
De crisisbijdrage wordt steeds berekend op het tarief van de vennootschapsbelasting. Concreet wil dit zeggen dat tot
aanslagjaar 2021 het verlaagd tarief 20,4% en het normaal tarief 29,58% is.
Schematisch komt dit op het volgende neer:
Om van dit voordelig verlaagd tarief gebruik te maken moet men aan een aantal voorwaarden voldoen:
1) KMO Vennootschap
De vennootschap is een KMO-vennootschap volgens artikel 15 W.Venn.
Concreet betekent dit dat tijdens het laatst afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria mag overschrijden:
- gemiddeld personeelsbestand op jaarbasis in voltijdse equivalenten = 50
- jaaromzet exclusief BTW = 9.000.000 EUR
- balanstotaal = 4.500.000 EUR
2) Geen financiële vennootschap
De waarde van de aandelen die de vennootschap in eigendom heeft bedragen niet meer dan 50% van het gestort
kapitaal + de belaste reserves en meerwaarden.
3) Aandelenbezit
De aandelen van de vennootschap moeten voor minstens de helft in handen zijn van natuurlijke personen.
4) Minimumbezoldiging
De vennootschap kent aan minstens één van de bedrijfsleiders binnen het belastbare tijdperk een bezoldiging toe
van minstens 45.000 EUR bruto. Bedraagt het belastbare inkomen evenwel minder dan 45.000 EUR, dan dient
de bezoldiging minstens gelijk te zijn aan het lagere belastbare inkomen.
De vereiste dat een dividenduitkering niet hoger mag zijn dan 13% van het geplaatst kapitaal geldt niet meer vanaf AJ2019.
Hieronder gaan we dieper in op twee voorwaarden die vereist zijn om van het verlaagd tarief gebruik te maken:
Geen financiële vennootschap
Sommige vennootschappen investeren hun liquide middelen en schenden zo, ongewild, deze voorwaarde om gebruik te
kunnen maken van het verlaagd tarief.
Vennootschappen die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde hoger is dan 50 % van de gerevaloriseerde
waarde van het gestort kapitaal of dan de som van het gestort kapitaal, de belaste reserves en de geboekte
meerwaarden worden aanzien als financiële vennootschap. Bedoeling hiervan is holdings van het verlaagd tarief uit te sluiten.
Bij de berekening van deze 50 %-grens, wordt geen rekening gehouden met:
- de aandelen die de vennootschap enkel in vruchtgebruik heeft;
- de aandelen die minstens 75 % vertegenwoordigen van het gestort kapitaal van de vennootschap die ze heeft
uitgegeven. Vennootschappen die zo'n grote deelneming hebben in een andere vennootschap doen dat immers
niet als belegging, maar om via die andere vennootschap een activiteit uit te oefenen.
Het bezit van aandelen moet ruim geïnterpreteerd worden. Uiteraard vallen hier de aandelen onder die een
vennootschap bezit van andere vennootschappen, maar ook aandelen die een vennootschap bezit van
beleggingsfondsen met rechtspersoonlijkheid zoals Beveks en Bevaks, zelfs al investeren die zelf enkel
maar in bijvoorbeeld obligaties. Vooral deze laatste investeringen zorgen onbedoeld voor het verliezen van
het verlaagd tarief. Banken stellen gegeven de huidige economische omstandigheden nogal makkelijk voor
om de opgebouwde liquiditeiten te investeren in beleggingsfondsen en er wordt dan vergeten te kijken of
men niet als financiële vennootschap gekwalificeerd wordt.
De som van het gestort kapitaal, de belaste reserves en de geboekte meerwaarden kan men ruwweg zien als de
som van het geld dat gestort is geweest in de vennootschap ten tijde van oprichting van de vennootschap en de
ondertussen opgebouwde (en nog niet uitgekeerde) winsten in de vennootschap. Visueel gaat men dit terugvinden
onder de passiefkant van de balans onder de noemer “eigen vermogen”.
Hieronder een voorbeeld van een vennootschap die het verlaagd tarief verliest:
Op de actiefzijde van de balans vinden we onder geldbeleggingen het volgende terug:
We moeten hier in aanmerking nemen de post 510000 aandelen en de post 519000 Beleggingsfondsen voor
een totaalbedrag van 1.550.000 EUR.
Op de passiefzijde van de balans vinden we onder eigen vermogen het volgende terug:
Gezien het totaal aan aandelen (1.550.000) hoger is dan 50% van de som van het kapitaal en belaste
reserves (1.250.000) zal deze vennootschap gekwalificeerd worden als een financiële vennootschap en haar verlaagd tarief verliezen.
Minimumbezoldiging
Vanaf aanslagjaar 2019 zal iedere vennootschap aan minstens één bedrijfsleider een minimumbezoldiging van 45.000 EUR
moeten uitkeren om gebruik te kunnen maken van het verlaagd tarief. Voorheen was dit 36.000 EUR.
Indien de belastbare winst lager is dan 45.000 EUR, dan moet de minimale bedrijfsleiderbezoldiging minstens gelijk zijn
aan het belastbaar resultaat van de vennootschap.
Stel dat een vennootschap 20.000 EUR belastbaar resultaat heeft en een loon uitkeert van 20.000 EUR aan de bedrijfsleider
dan is de vereiste minimale bedrijfsleiderbezoldiging betaald om van het verlaagd tarief gebruik te maken.
Indien dezelfde vennootschap 30.000 EUR belastbaar resultaat heeft en een loon uitkeert van 10.000 EUR dan is niet voldaan
aan deze vereiste en zal zij haar verlaagd tarief verliezen. Ze had immers minimum 20.000 EUR loon moeten uitkeren.
De minimumbezoldiging kan bestaan uit effectief uitgekeerd loon alsook uit toegekende voordelen alle aard.
Deze minimumbezoldigingsvereiste is niet van toepassing op kleine vennootschappen gedurende hun eerste 4 belastbare
tijdperken vanaf hun oprichting. In geval van overname van een éénmanszaak begint de periode wel al te tellen vanaf de
eerste inschrijving in het KBO van de éénmanszaak.
Let ook op: indien de minimumbezoldiging niet wordt uitbetaald, dan zal naast het verlies van het verlaagd tarief ook een
boete worden aangerekend op hetgeen te weinig is uitbetaald.
(april 2018)